Dit is het tweede artikel uit een reeks van drie. Andere artikelen van de reeks zijn hier terug te vinden:
In dit artikel gaan we dieper in op het dalend energieaanbod en de onderliggende oorzaken.
Dalend aanbod van energie
In het eerste deel van deze reeks werd duidelijk dat een groot deel van onze energievoorziening niet hernieuwbaar is. Dat betekent dat we voor dit deel steeds voldoende grondstoffen beschikbaar moeten hebben. Dit zijn voornamelijk hout, steenkool, olie, aardgas en uranium.
Daarnaast zijn ook andere materialen onmisbaar. Denk aan alles wat gebruikt wordt in de constructie van energiecentrales, zonnepanelen en windmolens: Aluminium, silicone, staal, zilver, koper, cement, kalk, zand, grind enz.
Bevoorradingszekerheid is dus belangrijk, zeker voor landen als België en Nederland die weinig van deze grondstoffen zelf kunnen of willen ontginnen.
Veel van deze materialen worden steeds minder beschikbaar. De belangrijkste reden hiervoor is een daling van investeringen in deze sectoren. Investeringen zijn nodig om bestaande infrastructuur te onderhouden, om nieuwe reserves te ontdekken en om potentiële projecten te ontwikkelen tot producerende sites. Zonder aanhoudende investeringen zullen er minder grondstoffen beschikbaar zijn.
Waarom investeren we hier dan niet meer in?
De voornaamste reden is de steeds grotere focus op ESG-investeringen.
ESG
ESG staat voor Environmental, Social en Governance. Los vertaald uit het Engels:
- Environment = Omgeving of milieu
- Social = sociaal of maatschappij
- Governance = bestuur
Deze termen kunnen breed geïnterpreteerd worden. Het komt erop neer dat bedrijven zich op deze gebieden positief gaan profileren. Wanneer ze dit doen, krijgen ze een positieve ESG-score.
Enkele voorbeelden:
- Environment: minder afval produceren, meer recycleren, minder uitstoot genereren, etc.
- Social: nultolerantie discriminatie, faciliteren van tewerkstelling minderheidsgroepen of lokale bevolking, bevorderen van diversiteit, etc.
- Governance: externe controles op het management toelaten, het hebben van een (ethische) gedragscode, transparantie in bedrijfsvoering en beslissingsname, etc.
Dat klinkt allemaal heel mooi en als gevolg is de interesse en hoeveelheid investeringen hierin het laatste decennium sterk toegenomen. Heeft u ooit een aanbod van uw bank gekregen om duurzaam te beleggen? Dan betreft het zo goed als zeker een ESG-investeringsfonds.
Hieronder ziet u een overzicht van het aantal ESG-fondsen (lijn) en de hoeveelheid aan assets die ze beheren (kolommen).
- Cijfers zijn miljarden dollars
- AUM = Assets under management
De trend is duidelijk. Een verdubbeling van het aantal fondsen en bijna een verdrievoudiging van de totale omvang van deze fondsen. Deze investeringen worden geassocieerd met de strijd tegen klimaatopwarming. De aandacht voor dit thema steeg enorm, wat vermoedelijk een deel van de stijging verklaart. Iets zegt ons dat deze trend, het stijgend aantal investeringen, nog niet op z’n einde is.
Eén van de elementen uit bovenstaande grafiek (Fixed Income – lichtblauwe balk) is beter gekend als ‘groene obligaties’ (green bonds). Ook deze zijn aan een steile opmars bezig. Een groene obligatie is een type lening waarvan de fondsen uitsluitend gebruikt moeten worden voor het financieren van projecten die gunstig zijn voor klimaat en omgeving. Een groene obligatie heeft doorgaans een lagere interestvoet dan een klassieke obligatie waardoor bedrijven goedkoper aan geld geraken.
Het idee achter de ESG-ratings voor investeringen is zeer positief: zichtbaar maken welke bedrijven een deugdelijk bestuur voeren met respect voor mens, maatschappij en omgeving. Door het stijgende succes van ESG-investeringen stroomt er meer en meer geld naar deze bedrijven waardoor hun beurskoersen stijgen. Op deze manier worden ze beloond voor hun wenselijk ESG-gedrag.
Dit heeft helaas ook een pervers effect: elk bedrijf wil erkend worden als ESG-bedrijf want dit geeft hen toegang tot de ESG-fondsen. Deze toegang leidt tot betere financieringsvoorwaarden (lagere interest via groene obligaties) en tot hogere beurskoersen (meer kapitaal dat enkel naar ESG-bedrijven stroomt). Hogere beurskoersen leiden op hun beurt tot financiële beloningen voor het management.
De drijfveer is de financiële beloning binnenhalen… en handelen naar de ESG-normen is bijkomstig. Als je die beloning kan binnenhalen door te doen alsof men een ESG-bedrijf is, is het veel gemakkelijker. Niet? Een gekend voorbeeld hiervan is greenwashing. En je ziet het overal.
Greenwashing is zich voordoen als een milieuvriendelijk bedrijf, maar het eigenlijk niet zijn. Dit beperkt zich niet tot bedrijven. Voorbeelden uit de politiek:
- Groen die zegt te strijden tegen klimaatopwarming, maar tegelijk gascentrales (uitstoot) wil bouwen en kerncentrales (geen uitstoot) wil sluiten.
- US President Biden is mede verkozen door de belofte “we’re going to end fossil fuels”. Na 8 maanden te zetelen in het Witte Huis wordt de kar al gekeerd.
Bovenstaande dient als voorbeeld en is niet te interpreteren als steun voor hun politieke tegenstanders. Zo goed als elke politieke partij maakt zich hier schuldig aan.
Deze hypocriete houding beperkt zich niet enkel tot milieuaspecten. Er bestaan financiële producten met een ESG-label die het helemaal niet zijn. Veel ESG-fondsen bezitten aandelen van bijvoorbeeld elektrische autofabrikanten of van windmolenparken. Deze bedrijven gebruiken grote hoeveelheden kobalt. De bulk (80%+) van het kobalt komt uit de DRC (Democratisch Republiek Congo) waar meer dan 40.000 kinderen in kobaltmijnen werken.
Elektrische auto’s zijn het perfecte voorbeeld van greenwashing: meer verbruik van zeldzame grondstoffen (batterijen), 15%-25% meer aluminium nodig (energie intensief), kortere levensduur, moeilijker te recycleren en meestal rijden ze op elektriciteit die werd opgewekt met fossiele brandstoffen. ESG? In theorie misschien wel, in praktijk verre van.
The Coca-Cola Company is ook een favoriet bij ESG-fondsen terwijl hun verslavende producten medeverantwoordelijk zijn voor de vele gevallen van overgewicht in de wereld. Er zijn zeker ook positieve initiatieven zoals het inzetten op recycleerbaar plastic. Hoort dit dan in een ESG-fonds? Volgens ons niet, daar zijn de negatieve maatschappelijke neveneffecten te groot voor. Wat wij vinden maakt echter niets uit. Het verhaal verkoopt goed en mensen voelen zich ook goed omdat ze denken volgens de ESG-gedachte te investeren. Iets wat waarschijnlijk niet snel zal veranderen.
Bedrijven uit de olie- en gas sector hebben geen toegang tot ESG-fondsen. Hun activiteiten zijn per definitie niet milieuvriendelijk. Ze kunnen zich daarbij neerleggen en verder doen zoals ze altijd al deden of ze gaan zich heroriënteren om wel toegang te krijgen tot de ESG-fondsen. Dit komt neer op het beperken of wijzigen van hun activiteiten die niet voldoen aan de ESG-normen.
Een recent voorbeeld is Total. Total heeft net een rebranding doorgevoerd en heet nu TotalEnergies om nadruk te leggen op de ‘groene’ transitie. Dit is greenwashing: Ze produceren en verkopen nog altijd producten op basis van olie en gas terwijl hun nieuwe energiebronnen ook een grote milieu impact hebben.
De slotsom voor het milieu blijft hetzelfde, maar het bedrijf en management doen er intussen hun voordeel mee: toegang tot de ESG-fondsen. De aandeelhouders zijn tevreden omdat het bedrijf relatief meer waard wordt (beter imago, toegang tot goedkoper kapitaal, …) en de klanten zijn tevreden want zij denken te kopen bij een ecologisch verantwoord bedrijf.
Daarnaast heb je ook bedrijven die zich verplicht moeten aanpassen. De maatschappelijke druk op deze bedrijven is zo groot aan het worden dat rechters en zelfs de eigen aandeelhouders hen gaan verplichten om de uitstoot te verlagen.
Uit het artikel:
Oliebedrijf Shell moet de CO2-uitstoot die het veroorzaakt drastisch omlaag brengen. Dat heeft een Nederlandse rechtbank vandaag bepaald. De uitstoot moet uiterlijk in 2030 met 45 procent zijn verminderd ten opzichte van het niveau van 2019. De uitspraak kan een precedent betekenen voor de hele olie-industrie.
Uit het artikel:
Woensdag 26 mei 2021 is een dag die de oliereuzen niet snel zullen vergeten. Terwijl de Nederlandse rechter Shell opdroeg zijn CO2-uitstoot te verlagen, moeten Total, Chevron en ExxonMobil zich van hun aandeelhouders harder inspannen om klimaatverandering tegen te gaan. ‘Big oil kan het Klimaatakkoord van Parijs maken of breken.
Voor producerende bedrijven betekent minder uitstoten maar één ding: minder produceren. Het leeuwendeel van hun uitstoot wordt namelijk gerealiseerd doorheen het productieproces.
Tijdens het productieproces worden er boringen uitgevoerd die ervoor zorgen dat de grondstofreserves op peil worden gehouden. Zonder deze boringen zal er na verloop van tijd minder geproduceerd worden omdat er minder olie of gas beschikbaar is. In de meeste gevallen leidt dit ook tot hogere productiekosten (lagere marges).
Er is dus een minimum aan investeringen nodig om het productiepeil minstens gelijk te houden. Wil men de productie verhogen, dan zullen de investeringen moeten verhogen. De laatste 10-15 jaar zien we dat net het omgekeerde aan het gebeuren is.
Door de stijgende ESG-druk vloeit er steeds minder geld naar de olie- en gassector. De dalende trend is duidelijk te zien op bovenstaande grafiek. Het gebrek aan investeringen in de sector van de laatste zeven jaar garandeert ons één iets: de productie van olie en gas zal dalen. Dit proces is al in gang gezet en is op onderstaande grafiek duidelijk zichtbaar.
Van de OPEC+ landen is Saudi-Arabië de grootste olieproducent en Rusland de op één na grootste.
United States oil
Wereldwijd zijn de Verenigde Staten van Amerika, het land dat komaf wil maken met fossiele brandstoffen, de grootste olieproducent.
In het vorig decennium kende de oliesector in de VS een enorme expansie. Kapitaal dat normaal in buitenlandse projecten werd geïnvesteerd, vloeide in die periode naar bedrijven die Amerikaanse schalieolie produceerden. Schalieolie wordt geproduceerd via een nieuwe techniek, fracking genaamd. In vergelijking met conventionele methodes is deze productiemethode duurder omdat men meer gesteente moet verbrijzelen.
Een patroon dat zich steeds herhaalt in de grondstoffensector is de ‘boom-bust cyclus’. Na een succesvolle periode (de ‘boom’) volgt er altijd een periode waar de sector het minder goed doet (de ‘bust’). De reden hiervoor is eenvoudig: hoge grondstofprijzen staan gelijk aan potentieel hoge winsten. De sector is op dat moment aantrekkelijk en trekt meer kapitaal aan (‘boom’). Naarmate er meer wordt geïnvesteerd, zal er meer productiecapaciteit beschikbaar zijn. Deze verhoogde productie leidt op z’n beurt opnieuw tot lagere prijzen. Bij lagere prijzen komen de producenten met hogere kosten eerst in de problemen (‘bust’).
Dat is wat de Amerikaanse olie-industrie is overkomen. Door hun productiemethode (fracking) hadden zij hoge productiekosten waardoor ze niet concurrentieel waren tegenover bedrijven uit bvb. Rusland. Dit, gecombineerd met een hoge schuldenlast, resulteerde in een groot aantal faillissementen en een inperking van het aanbod.
De Amerikaanse oliesector is nog aan het herstellen van deze schok. De bedrijven die niet failliet gingen, zijn in overlevingsmodus. Dit wil zeggen dat ze conservatief omgaan met hun kapitaal. Denk hierbij aan: schulden afbetalen, geen nieuwe schulden aangaan, geen nieuwe ambitieuze investeringen, etc. Als er op het einde van de rit winst is, wordt deze nu uitgekeerd aan de aandeelhouders waar vroeger de focus steeds op groei werd gelegd.
Nieuwe investeringen worden vanuit de politiek ook niet aangemoedigd. Zo wil de regering nieuwe boringen op federaal land verbieden. Daarnaast werd recent ook de Keystone XL pijpleiding geannuleerd. Deze pijpleiding zou een grote boost geweest zijn voor de olieverwerkende industrie in het zuiden van het land.
Al deze elementen samen zorgen voor veel beperkingen in de sector wat leidt tot een dalend aanbod door de grootste producent van de wereld. Zolang de democraten aan de macht zijn, zal dit vermoedelijk niet snel wijzigen.
Kritische metalen
Niet enkel bij olie en gas dalen de investeringen. Bij metalen die essentieel zijn voor de uitbouw van onze energievoorziening zien we een gelijkaardige evolutie. Deze geleidelijke daling zal leiden tot een lagere productie van de grondstoffen. Ook hier is dit een gevolg van de ESG-trend: Mijnbouw wordt niet als milieuvriendelijk gepercipieerd.
Deze grondstoffen zijn niet enkel nodig om energie te produceren, te transporteren of om centrales te bouwen. Ze worden ook in tal van andere sectoren gebruikt. Neem bijvoorbeeld koper, alomtegenwoordig in vastgoed, elektronische componenten, transport, industriële machines, etc.
Als de investeringen in deze sectoren niet toenemen, zal vroeg of laat een tekort ontstaan. Ook hier zien we al de eerste tekenen aan de wand: hogere prijzen, landen die strategische reserves aanleggen, export verbieden of export taksen heffen. Dit zal de kostprijs van elke vorm van energievoorziening verhogen.
Geopolitieke spanningen
In het eerste deel van deze reeks werd al duidelijk hoe afhankelijk Europa is van Rusland. Ongeveer 30% van onze ruwe olie en 40% van ons aardgas wordt door geïmporteerd uit Rusland. We zijn sterk afhankelijk van hen wat onze energiebevoorrading betreft. Tegelijkertijd zijn er steeds meer spanningen tussen de EU en Rusland, bijvoorbeeld spanningen aan de grens tussen Rusland en Oekraïne.
Als drukkingsmiddel ‘dreigt’ Europa om geen gas te kopen via Nord Stream 2 pijpleiding. Economische sancties zijn het enige drukkingsmiddel die de EU heeft. In dit geval schiet de EU zich ook tweemaal in de eigen voet. Geen import toelaten van uw grootste importeur leidt tot een gegarandeerd tekort aan energie en stijgende prijzen.
Europa speelt blufpoker en het lijkt erop dat Rusland het spelletje aan het meespelen is.
Waar dit eindigt is onmogelijk te voorspellen. De enige zekerheid is dat we geen zekerheid hebben over onze energiebevoorrading. Het totale energieaanbod daalt hierdoor niet, maar mogelijks wel het aanbod van Rusland aan Europa.
Kernuitstap
Verschillende landen of regio’s hebben gekozen voor een kernuitstap, het afbouwen van hun nucleaire energievoorziening. België en Duitsland zijn de gekendste voorbeelden dicht bij huis. Nucleaire energie is voor deze landen verantwoordelijk voor respectievelijk 50% en 11% van de totale energieproductie.
Hoe wordt deze verloren productiecapaciteit opgevangen? Niet. Zelfs al worden de gevraagde gascentrales gebouwd, dan nog verliest België netto aan productiecapaciteit.
‘Groene’ energie wordt in deze discussie vaak opgeworpen als de oplossing. De enorme hoeveelheid aan windmolens of zonnepanelen die hiervoor nodig zijn, maakt dit plan onrealistisch.
Als landen verder gaan met de kernuitstap zonder alternatieve capaciteit te voorzien zal het totale energieaanbod logischerwijs dalen.
Kort samengevat
Waarom het aanbod van energie daalt:
- Stijgende populariteit van ESG-fondsen en groene obligaties leidt tot
- Minder investeringen in fossiele energie = minder aanbod van energie.
- Minder investeringen in mijnbouw. Dit zal leiden tot duurdere constructie van nieuwe energievoorziening = minder aanbod van goedkope energie.
- Shift politiek klimaat in de USA, de grootste olieproducent ter wereld, van pro olie en gas naar contra olie en gas = minder aanbod van energie.
- Aanhoudende geopolitieke spanningen tussen Europa en Rusland = beperkingen van het energieaanbod naar Europa van hun grootste importeur.
- Landen of regio’s die inzetten op een kernuitstap = minder aanbod van energie.
Ga direct naar het volgende artikel van deze reeks: Deel 3 – Investeringsoverwegingen
Geldvos